Model Test Paper-1 over psychologie

Part-A:

1. De term die verwijst naar de eigen groep heet_____________.

2. Lees de hieronder gegeven overeenkomsten en identificeer de juiste overeenkomst.

Lijst A

Lijst B

1. RET

(a) Psychodynamische therapie

2. Overdracht

(b) Gedragstherapie

3. Token Economy

(c) Existentiële therapie

4. Logo-therapie

(d) Cognitieve therapie

3 .___________ is een cluster van onderling verband houdende kenmerken en kenmerken waarvan wordt aangenomen dat ze kenmerken zijn van bepaalde soorten individuen.

(a) Nadeel

(b) Stereotype

(c) Attributie

(d) Geen van bovenstaande

4. Wat wordt gebotteld krijgt een uitlaatklep. Dit proces wordt____________ genoemd.

5. Achterlijke mensen hebben een IQ van 25 tot 39.

(a) Mild

(b) Matig

(c) Ernstig

(d) Profound

6. De kinderen ontwikkelen seksuele gevoelens tegenover ouders van het andere geslacht. Freud noemde deze gedachten en gevoelens bij jongens de

(a) Electra Complex

(b) Oedipus Complex

(c) Fixatie

(d) Identificatie

7. Stress is vaak een factor in de ziekte, de belangrijkste doodsoorzaken.

(een hart

(b) Kanker

(c) Dementie

(d) Beide

(a) En (b)

8. Een rage voor dunheid gewaardeerd door modellen en acteurs wordt genoemd als_____________.

(Anorexia nervosa / boulimie)

9. Enkele voorbeelden van omgevingsstressoren zijn

(een geluid

(b) Vervuiling

(c) Crowding

(d) Al het bovenstaande

10. Lichaamstaal is samengesteld uit al die berichten die mensen naast woorden uitwisselen. (Waar onwaar)

Part-B:

11. Wat is agressie?

12. Wat is een psychologische test?

13. Wat is vrije associatie?

14. Wat wordt bedoeld met gestructureerde persoonlijkheidstests?

15. Wat is een obsessief-compulsieve stoornis?

16. Verklaar de karakteristieken van hyperactieve kinderen.

Part-C:

17. Wat zijn de drie niveaus van bewustzijn zoals voorgesteld door Sigmund Freud?

18. Noem zes indicatoren voor hoogbegaafdheid.

19. Opsomming van de stappen in systematische desensitisatie.

20. Beschrijf de negatieve symptomen van schizofrenie.

Part-D:

21. Definieer observatie. Leg de beperkingen van waarneming uit als een methode om persoonlijkheid te evalueren.

22. Noem de karakteristieken van emotioneel intelligente individuen.

23. Wat is intelligentie? Verklaar Triarchic Theory of Intelligence.

24. Hoe levensvaardigheden individuen in staat stellen effectief om te gaan met stressvolle levenservaringen?

25. Bespreek de psychologische impact van televisiekijken op menselijk gedrag.

26. Wat wordt bedoeld met interpersoonlijke communicatie? Verklaar de term 'parafraseren' in menselijke communicatie.

Part-E:

27. Beschrijf het GAS-model met een gedetailleerd voorbeeld. Wat zijn de effecten van stress op het psychisch functioneren van een persoon?

OF

Wat is er aan de hand? Beschrijf drie copingstrategieën die door Endler en Parker zijn gegeven om stressovergevoelige voorbeelden uit het dagelijks leven te overwinnen.

28. Wat is houding? Wat zijn de factoren die de verandering van houding beïnvloeden?

OF

Hoe worden attitudes gevormd? Beschrijf de factoren die de attitudevorming beïnvloeden.