David C. McClelland Motortheorie

David C. McClelland (1976) documenteerde door zijn twintig jaar studie aan de universiteit van Harvard de verschillen in de behoeften van mensen op de volgende drie belangrijke gebieden:

(i) Prestatiebehoefte (nAch):

Mensen in deze behoeftecategorie streven ernaar te excelleren, te bereiken, in relatie tot een reeks normen. Ze houden van uitdagingen en ze willen graag slagen in een competitieve omgeving. Ze werken graag en werken als vrijwilliger voor hun werk, waardoor hun capaciteiten maximaal worden benut. Deze categorie wordt niet gemotiveerd door geld. Het voelt meer gemotiveerd door een gevoel van voldoening en prestatie.

(ii) Verbindingsbehoefte (nFF):

Deze behoefte komt voort uit het verlangen naar vriendschappelijke en hechte intermenselijke relaties. Ze proberen aan dergelijke behoeften te voldoen met bevredigende relaties met de organisatie, leeftijdsgroepen, werkteams, enz. Omdat mensen van deze behoeftengroep proberen hen te identificeren met hun organisaties, geven ze er altijd de voorkeur aan om een ​​vriendelijke werkcultuur te bevorderen en proberen aan hun behoeften tegemoet te komen door vriendelijke relaties.

(iii) Stroombehoefte (nPow):

Mensen in deze behoeftengroep proberen altijd voldoening te scheppen door anderen te beheersen. Deze behoefte komt voort uit de drang naar superioriteit. Mensen in deze behoeftecategorie zoeken duidelijk naar leiderschapsposities in hun organisaties.

Evaluatie van de theorie:

McClelland benadrukte het belang van het matchen van individuen met banen. Mensen met hoge prestatienoden geven altijd de voorkeur aan uitdagende taakopdrachten, terwijl mensen met lage prestatienoden een voorkeur hebben voor een werksituatie die stabiliteit, veiligheid en voorspelbaarheid garandeert. Door de prestatienood te manipuleren, kunnen organisaties hun complexe taken laten volbrengen door hoogpresteerders.

Het werk van McClelland wordt echter bekritiseerd op vele belangrijke punten, zoals hoe een gevoel van prestatie of andere bijbehorende motieven kunnen worden ingeprent in een volwassen werknemer. McClelland beweert dat dit kan worden aangeleerd en dat bij een volwassene dus motieven met betrekking tot prestaties enz. Kunnen worden ontwikkeld.

Deze bewering is niet houdbaar in de psychologische literatuur. Ten tweede stelt McClelland dat behoeften kunnen worden veranderd door middel van onderwijs en opleiding. Maar psychologen beweren dat behoeften permanent worden verworven. Ten derde is Thematische Waarderingstest (TAT), gebruikt voor de studie door McClelland, ook onderhevig aan kritiek, aangezien de interpretatie van antwoorden met behulp van TAT afhankelijk is van de bias van de onderzoeker.