Top 3 soorten tube wells (met diagram)

Lees dit artikel om meer te weten te komen over de volgende drie belangrijke soorten buisbronnen, dwz (1) Filterslangbronnen, (2) Spleettype buisput en (3) buis met sleuftype goed.

1. Zeef Type Tube Wells:

In buisputten is de metalen buis die in de grond wordt aangedreven geperforeerd zodat alleen schoon water het gat kan binnendringen. Het is duidelijk dat als er geen andere middelen worden gebruikt, de perforaties in de metalen buis zeer goed moeten worden gemaakt. Het is een zeer duur proces.

Als alternatief kan een draadnet worden gewikkeld op het cilindrische frame met een kleine diameter, maar het kan breken omdat het zeer delicaat is. Dus de beste en meest gebruikte methode is om een ​​pijp te voorzien van redelijk grote perforaties en omringend dat een draadnet of een zeef met kleinere openingen is.

Het draadnet met fijnere openingen sluit de onaangename gronddeeltjes uit om de buis goed in te gaan. Het totale oppervlak van de openingen in de metalen buis en in de zeef wordt hetzelfde gehouden. Dit komt omdat als het openingsgebied hetzelfde is, de aanvoersnelheid hetzelfde zal zijn.

Bovendien is er enige ringvormige ruimte achtergelaten tussen de geperforeerde metalen buis en de zeef. Als de ruimte niet wordt gelaten, kan de zeef recht boven de buis rusten en als gevolg daarvan zal het open gebied van perforaties worden verkleind, Fig. 18.1 toont het gedeelte van een putje van een zeeftype buis.

Normaal gesproken wordt de maaswijdte van het draadnet of de zeef gelijk gehouden aan D 60 tot D 70 van de omliggende grond. Dit type put ontleent water uit een watervoerende laag van onbeperkte omvang of uit een beperkte watervoerende laag of uit het aantal watervoerende lagen.

De geperforeerde buis strekt zich alleen uit voor de watervoerende gedeelten van de formatie terwijl voor een ander gedeelte de pijp vlak wordt gehouden. Aan de onderkant is een buisputje aangesloten. De plug wordt iets boven de bodem gehouden. Deze procedure voorkomt het falen van de plug als gevolg van het gewicht van de put. De put van het zeeftype buis is normaal geschikt en wordt daarom op grote schaal gebruikt. Wanneer een term buisput wordt gebruikt, verwijst deze naar zeefput, tenzij anders aangegeven.

2. Holte type buis goed:

In dit type vindt waterbijdrage aan het boorgat alleen plaats via de onderste laag. Uit figuur 18.2 is het duidelijk dat het in principe vergelijkbaar is met de categorie van de diepe putten onder open putten.

Het ontleent water uit de vorige laag onder de harde ondoordringbare laag. De buisput wordt weggenomen totdat deze de ondoordringbare of mota-laag binnendringt en de watervoerende laag bereikt. In de beginfase waarin het water wordt weggepompt, komt er fijn zand in de buis met het water en wordt er onderaan een holte of holte gevormd. De bodem van de holte voor enige dikte wordt aldus vrijgemaakt van fijnere deeltjes.

Na de holtevorming komt alleen helder water de buis goed binnen. Omdat de snelheid van pompen groter is, is de snelheid van het water dat de grofzandlaag binnenkomt kritisch, maar wanneer het in de holte komt, wordt de snelheid verlaagd. Uiteindelijk komt het water de buis goed binnen aan de bodem met een snelheid lager dan de kritische snelheid. Het belangrijkste verschil tussen een zeef en holtebuis is dat in de eerste de instroom radiaal is, terwijl deze later sferisch is.

3. Sleufbuis met gleuftype:

Soms wordt de aard van ondergrondse formatie niet correct verwacht. Het is duidelijk dat het boorgat dat wordt aangedreven voor de aanleg van de zeef goed een mislukking zal zijn. Als een mota-formatie aanwezig is, kan holte goed worden gebruikt. Maar als geen van beide voorwaarden aanwezig is, kan de put met gleuven goed worden geconstrueerd. Er moet natuurlijk een watervoerende laag aanwezig zijn aan de onderkant. In het boorgat (zeg 36 cm diameter) wordt een onderwijspijp met een diameter van 15 cm neergelaten totdat deze de bodem bereikt. De onderkant van de onderwijspijp is ingelegd zoals getoond in Fig. 18.3.

De grootte van de sleuven kan 25 mm x 3 mm zijn met een tussenafstand van 12 mm. Omdat de gleuven vrij breed zijn, is ter voorkoming van zandtoe- gang in de pijp een filter van kiezel voorzien aan de onderzijde, die het gegleufde pijpgedeelte omgeeft. Ten slotte wordt, voordat de pijpbehuizing met een diameter van 36 cm wordt teruggetrokken, de shingle in de ringvormige ruimte tussen de onderwijspijp en de verbuizingbuis gegoten. De ontwikkeling van deze put gebeurt geleidelijk met de perslucht. Aldus ontvangt de van sleuven voorziene buisbron, in tegenstelling tot zeefput, instroom slechts onder door door dakspanen omkerende bewolking.