Overeenkomst van werkwoord met onderwerp en uitzondering

In een grammaticaal correcte zin moet het werkwoord het eens zijn met het onderwerp en in hetzelfde nummer en dezelfde persoon staan.

1. Wanneer twee of meer enkelvoud zelfstandige naamwoorden of voornaamwoorden worden samengevoegd door 'en' het werkwoord is meervoud, bijvoorbeeld

(a) Goud en diamant zijn kostbare metalen.

(b) Haat en jaloezie zijn menselijke emoties,

(c) Ben je broer en zus thuis?

2. Als de twee subject één idee suggereert, dan is het werkwoord enkelvoudig, bijv

(a) Brood en boter is voor het ontbijt.

(b) Eer en glorie is zijn beloning.

3. Als twee enkelvoudige zelfstandige naamwoorden verwijzen naar dezelfde persoon of ding, is het werkwoord enkelvoudig, bijv

(a) Mijn vriend en gids is gekomen.

(b) De romanschrijver en dichter is dood.

4. Wanneer twee of meer enkelvoudige onderwerpen zijn verbonden door, of, noch, ... of, geen van beide, .. ..nor, is het werkwoord enkelvoudig bijv.

(a) Geen hoekje of hoekje werd onaangeroerd gelaten.

(b) De kat of de hond is geraakt.

(c) Lof noch schuld lijken hem te beïnvloeden.

Uitzondering op de regel:

Maar als een van de onderwerpen verenigd met 'of', of 'nor' meervoud is, is het werkwoord meervoud bv

(a) Noch de Voorzitter noch de Bestuurders zijn geïnteresseerd.

(b) Shyam of zijn broers moeten de schuld krijgen.

5. Wanneer twee personen verenigd zijn door 'of', of 'noch', van verschillende personen zijn, stemt het werkwoord in met het dichtstbijzijnde bijv

(a) Hij of ik vergist zich.

(b) Noch jij noch hij is de schuldige.

Het is echter aan te raden om dergelijke zinnen te vermijden en ze te schrijven als

(a) Hij vergist zich of anders ben ik.

(b) Hij is niet de schuldige en jij ook niet.

6. 'Of', 'geen', 'elk', 'iedereen', 'veel a moet worden gevolgd door een enkelvoudig werkwoord.

(a) Elk van deze stoffen wordt in de staat aangetroffen.

(b) Geen van de twee mannen was sterk,

(c) Velen een man is bezweken voor de verleiding.

(d) Iedereen was opgeroepen voor het interview.

7. Een collectief zelfstandig naamwoord neemt een enkelvoudig werkwoord wanneer de verzameling wordt beschouwd als één geheel, bijvoorbeeld

(a) De commissie heeft haar rapport verzonden.

(b) Het huis heeft de voorzitter gekozen. Als het verzamelnaamwoord de individuen van de verzameling impliceert, dan is het werkwoord meervoudig. De leden van de commissie zijn bijvoorbeeld op één punt verdeeld.

8. Wanneer een meervoudszelfstaand naamwoord dat ook een eigennaam is voor een enkel object of een collectieve eenheid, wordt het gevolgd door een enkelvoudig werkwoord, bijv

(a) Gulliver's reis werd geschreven door Swift.

(b) De Verenigde Staten van Amerika hebben een groot leger.

9. Wanneer een meervoudig naamwoord een bepaalde hoeveelheid of hoeveelheid als geheel aanduidt, is het werkwoord meestal enkelvoudig.

(a) Tien kilometer is een lange afstand.

(b) Honderd paisa is gelijk aan één roepie.

10. Wanneer twee zelfstandige naamwoorden worden samengevoegd met 'met' of 'zo goed als', is het werkwoord het eens met het eerste zelfstandig naamwoord bijvoorbeeld

(a) IJzer en steenkool worden gevonden in Bihar.

(b) De gangster met al zijn mannen werd gedood.

11. Als algemene regel geldt dat het werkwoord in aantal overeenkomt met het onderwerp van het werkwoord dwz als het onderwerp enkelvoudig is, is werkwoord ook enkelvoudig bijv.

(a) De kwaliteit van de mango is goed (het onderwerp is kwaliteit).

(b) Veel van zijn boeken werden vernietigd (onderwerp zijnde boeken).

12. Sommige zelfstandige naamwoorden zijn meervoudig van vorm maar enkelvoudig in betekenis, vandaar dat ze een enkelvoudig werkwoord nemen, bijv

(a) Het nieuws is erg goed.

(b) Het loon van de zonde is de dood.

13. Niettemin, hoewel behoorlijk enkelvoudig in vorm maar meervoudig in betekenis, heeft een meervoudig werkwoord bijvoorbeeld

Niemand is zo doof als degenen die niet willen horen.

14. Fouten als gevolg van nabijheid

We maken vaak de fout om het werkwoord in aantal overeen te laten komen met het meest nabije naamwoord in plaats van het juiste onderwerp. Dit moet worden voorkomen door uit te zoeken wat het onderwerp is van het werkwoord voor bijvoorbeeld

De kwaliteit van de mango's was (niet) goed

(Het onderwerp 'was' is 'kwaliteit' en niet 'mango's').

De kosten van alle voedselartikelen zijn (niet) gestegen.

(Het onderwerp 'heeft' is 'kosten' en geen 'artikelen')

15. De Relative Pronoun komt altijd in aantal en persoon overeen met zijn antecedenten; zoals ik een man ben die altijd het welzijn van anderen zoekt (niet zoekt). Hij die mijn vriend is, zou bij mij moeten blijven.