Zelf en persoonlijkheid (16 belangrijke vragen)

1. Geef de technieken van zelfbeheersing aan:

De psychologische technieken van zelfcontrole zijn:

(i) Observatie van ons eigen gedrag:

Dit verwijst naar het veranderen, wijzigen of versterken van bepaalde aspecten van het zelf.

(ii) zelfinstructie:

Dit verwijst naar het instrueren van onszelf om iets te doen en zich dienovereenkomstig te gedragen.

(iii) Zelfversterking:

Dit houdt in belonen van gedrag dat aangename gevolgen heeft. Bijvoorbeeld naar een film gaan nadat hij het goed heeft gedaan tijdens examens.

2. Hoe kunnen ouders bijdragen aan de ontwikkeling van het zelfrespect van het kind?

Ans. Warm en positief ouderschap helpt bij het ontwikkelen van een hoge zelfwaardering bij kinderen, omdat het hen laat weten dat ze worden geaccepteerd als bekwaam en de moeite waard. Kinderen van wie de ouders helpen of beslissingen voor hen nemen, zelfs als ze geen hulp nodig hebben, hebben vaak een laag zelfbeeld.

3. Wat is het effect van Cultuur op het Zelf?

Ans. Westerse culturen worden gekenmerkt als individualistisch waarin leden van de groep de individualiteit behouden terwijl Aziatische culturen worden gekenmerkt als collectivistisch waarin het zelf niet is afgescheiden van de eigen groep.

4. Beschrijf de eigenschappen van persoonlijkheid:

Ans.

Persoonlijkheid wordt gekenmerkt door de volgende kenmerken:

(i) Het heeft zowel fysieke als psychologische componenten.

(ii) De expressie ervan in termen van gedrag is redelijk uniek in een bepaald individu.

(iii) De belangrijkste kenmerken ervan veranderen niet gemakkelijk met de tijd.

(iv) Het is dynamisch in de zin dat sommige van zijn kenmerken kunnen veranderen als gevolg van interne of externe situationele vereisten.

5. Is persoonlijkheid een dynamische organisatie? Leg uit:

Ans. Dynamisch betekent verandering door interne of externe eisen. Allport stelde voor dat individuen een aantal eigenschappen bezitten die dynamisch van aard zijn. Ze bepalen het gedrag op een manier dat een persoon verschillende situaties met soortgelijke plannen benadert. Hij erkende dat mensen met dezelfde eigenschappen ze op verschillende manieren kunnen uiten, en elke variatie in eigenschappen zou een ander antwoord in dezelfde situatie oproepen.

6. Bespreek persoonlijkheidstypen gegeven door Sheldon.

Ans. Sheldon heeft de volgende persoonlijkheidstypen voorgesteld:

(i) Endomorphs:

Ze zijn dik, zacht en rond. Door temperament zijn ze ontspannen en sociaal.

(ii) Mesomorfen:

Ze hebben een sterke spieropbouw, zijn rechthoekig en hebben een sterke lichaamsbouw. Ze zijn energiek en moedig.

(iii) Ectomorfen:

Ze zijn dun, lang en fragiel van lichaamsbouw. Ze zijn intelligent, artistiek en introvert.

7. Beschrijf de theorie van de persoonlijkheid van Eysenck:

Ans. HJ Eysenck stelde voor om de persoonlijkheid in drie dimensies te reduceren:

(i) Neuroticisme versus emotionele stabiliteit:

Aan het ene uiteinde van de dimensie zijn er mensen die neurotisch zijn, angstig, humeurig, gevoelig, onrustig en snel de controle verliezen. Aan de andere kant zijn mensen kalm, gelijkmatig, betrouwbaar en onder controle.

(ii) Extraversie versus Introversie:

Aan de ene kant zijn er mensen die extravert, actief, gezellig, impulsief en sensatie zoeken terwijl aan de andere kant mensen zijn die zich terugtrekken, passief, stil, voorzichtig en gereserveerd zijn.

(iii) Psychoticisme versus gezelligheid:

Een psychotisch persoon is vijandig, egocentrisch en asociaal. Aan de andere kant van de dimensie zijn mensen die sociaal aangepast zijn.

8. Wat zijn de drie niveaus van Bewustzijn voorgesteld door Sigmund Freud?

Ans. Freud beschreef de menselijke geest in termen van drie niveaus van bewustzijn:

(i) Bewust:

Het omvat de gedachten, gevoelens en acties waarvan mensen zich bewust zijn.

(ii) Voorbewustzijn:

Het omvat mentale activiteit waarvan mensen zich pas bewust kunnen worden als ze er nauwlettend op toezien.

(iii) Onbewust:

Het omvat mentale activiteit waarvan mensen zich niet bewust zijn.

9. Beschrijf de theorie van Jung:

Ans. Jung ontwikkelde een analytische theorie van persoonlijkheid waarin hij beweerde dat er een collectief onbewuste bestond dat bestond uit archetypen of oerbeelden. Deze zijn te vinden in mythen, dromen en kunsten van de hele mensheid. Een persoon moet zich bewust worden van de wijsheid die beschikbaar is in zijn collectieve onderbewustzijn en moet leren ermee in harmonie te leven.

10. Beschrijf de theorie van Karen Horney:

Ans. Karen Horney bekritiseerde de theorie van Freud in zijn behandeling van vrouwen als inferieur. Ze beweerde dat vrouwen eerder worden beïnvloed door sociale en culturele factoren dan door biologische factoren. Ze voerde aan dat psychische stoornissen werden veroorzaakt door verstoorde interpersoonlijke relaties tijdens de kindertijd. Onverschillig, ontmoedigend en grillig gedrag van ouders zorgt ervoor dat het kind zich onzeker en basaal angstig voelt. Als ouders onverschillig of dominant zijn of te veel of te weinig goedkeuring hebben, voelen kinderen zich geïsoleerd en hulpeloos, wat hun gezonde ontwikkeling verstoort.

11. Beschrijf de theorie van Alfred Adler:

Ans. Alfred Adler staat bekend als individuele psychologie, waarbij hij aanneemt dat menselijk gedrag doelgericht en doelgericht is. Onze persoonlijke doelen zijn de bronnen van onze motivatie. Volgens Adler lijdt elk individu aan de gevoelens van ontoereikendheid en schuld, dat wil zeggen minderwaardigheidscomplex dat ontstaat uit de kindertijd. Het overwinnen van dit complex is essentieel voor een optimale ontwikkeling van de persoonlijkheid.

12. Bespreek de theorie van persoonlijkheid van Erich Fromm:

Ans. Erich Fromm beschouwde mensen als sociale wezens die begrepen konden worden in termen van de relatie met anderen. Hij voerde aan dat psychologische kwaliteiten zoals groei en realisatie van potentiëlen het gevolg waren van het verlangen naar vrijheid en het streven naar gerechtigheid en waarheid.

13. Bespreek de theorie van Erik Erikson:

Ans. Erik Erikson legde de nadruk op rationele, bewuste egoprocessen in persoonlijkheidsontwikkeling. Zijn concept van identiteitscrisis van adolescente leeftijd heeft veel aandacht getrokken.

14. Beschrijf de gedragsmatige benadering van de studie van persoonlijkheid:

Ans. Gedragsdeskundigen geloven in gegevens die definieerbaar, waarneembaar en meetbaar zijn. Ze richten zich op het leren van stimulusresponsverbindingen en hun versterking. De principes van theorieën van klassieke conditionering (Pavlov), instrumentele conditionering (Skinner) en observationeel leren (Bandura) zijn op grote schaal gebruikt bij het ontwikkelen van persoonlijkheidstheorieën.

Een antwoord is de structurele eenheid van gedrag. Als een bepaald antwoord positief wordt versterkt, wordt het steeds weer herhaald en wordt het een gewoonte. Persoonlijkheid is in feite een bundel van gewoonten. Bijvoorbeeld, in eerste instantie eten kinderen groenten zoals spinazie, pompoen en kalebassen vanwege waardering of versterking van hun ouders, maar later ontwikkelen ze de smaak van deze groenten.

15. Beschrijf de culturele benadering van de studie van persoonlijkheid:

Ans. Deze benadering probeert persoonlijkheid te begrijpen in relatie tot de kenmerken van een ecologische en culturele omgeving. In landbouwverenigingen worden kinderen gesocialiseerd om gehoorzaam te zijn aan ouderen, om jongeren te voeden en verantwoordelijk voor hun plichten. De jagersverenigingen daarentegen zijn onafhankelijk, onafhankelijk en prestatiegericht.

16. Wat zijn maatregelen voor zelfrapportage? Leg drie zelfrapportagemetingen uit met voorbeelden:

Ans. Zelfrapportage-maatregelen zijn gestructureerde maatregelen waarbij proefpersonen antwoorden moeten geven met behulp van een soort beoordelingsschaal.

Sommige van de maatregelen voor zelfrapportage zijn:

(i) De Minnesota Multiphase Personality Inventory (MMPI):

Het bevat 567 uitspraken waarin het onderwerp waar of onwaar moet vermelden. De test is onderverdeeld in 10 subsets en diagnosticeert depressie, hysterie, psychopathologie, schizofrenie, manie, sociale introversie etc.

(ii) Eysenck Personality Questionnaire (EPQ):

Deze test meet persoonlijkheidskenmerken op drie dimensies: introversie, extraversie, neurisme, emotionele stabiliteit en psychoticisme, sociabiliteit.

(iii) Sixteen Personality Factor Questionnaire (16 PF):

Deze test levert verklaringen op en het onderwerp reageert op een specifieke situatie door te kiezen uit een reeks gegeven alternatieven.